De sabbat een rijke zegen
Bij de schepping heeft God Zijn heilige rustdag aan de mens gegeven om Hem als Schepper te aanbidden en te gedenken. De sabbat is een zegen om te midden van de wekelijkse werkzaamheden en drukte een dag te genieten van rust en vrede en zich te verlustigen in de Here en in de prachtige natuur die Hij voor de mens geschapen heeft. De sabbat is een dag van bijzondere betekenis die door veel mensen niet naar waarde wordt geschat. God heeft een speciale, zegenrijke belofte verbonden aan het getrouw onderhouden van Zijn heilige dag. We lezen: “Indien gij niet over de sabbat heenloopt door uw zaken te doen op mijn heilige dag, maar de sabbat een verlustiging noemt, de heilige dag des HEREN van gewicht, en die eert door noch uw gewone bezigheden te doen, noch uw zaken te behartigen, of ijdele taal uit te slaan, dan zult gij u verlustigen in de HERE en Ik zal u doen rijden over de hoogten der aarde en u doen genieten het erfdeel van uw vader Jacob, want de mond des HEREN heeft het gesproken. Jesaja 58:13, 14. God is onveranderlijk en de zegen die Hij eens beloofd heeft aan Zijn volk, is nog steeds van kracht voor allen die Hem gehoorzamen.
De aartsvaders en het vierde gebod
Volgens de traditionele Joodse uitleg hebben de aartsvaders God getrouw gediend en de sabbat onderhouden. We lezen: “Abraham heeft overeenkomstig de voorwaarden van het verbond gehandeld: hij heeft naar Gods stem geluisterd; en heeft Zijn voorschriften gehouden, Zijn geboden, Zijn sabbatten en Zijn leerstellingen. De woorden die hier aangaande de gehoorzaamheid van de patriarch worden gebruikt, putten de diverse verordeningen uit en zijn inderdaad die waarvan later sprake is als de wetgeving volkomen is – de hier gepresenteerde termen geven aan dat de Wet de belichaming is en duidelijke openbaring van de aangeboren gevoelens van elk onbedorven gemoed.” Zie bij Genesis 26:5, M. Kalisch, Historical and Critical Commentary on the Old Testament.
In een oud Bijbelcommentaar van Patrik, Polus, Wels, e.a., lezen wij bij Genesis 2:3 over de instelling van de sabbat: “Sommigen meenen dat de sabbath van dezen tyd af niet met ‘er daad gezegend en geheiligd is: maar dat zulks eerst in Mozes dagen is geschied; welk hier, als zy willen, by wyze van voorverhaal, aangeteekend is. Maar dit gevoelen heeft geenen grond in den text of in den samenhang dezer woorden, ja wordt daardoor veeleer wederlegd. Want zooals de heilige schryver gezegd heeft, dat God deszelfs werk geëindigd en gerust hadt, enz, laat hy daarop terstond, met woorden van dezelfde tydvoeging, volgen, dat God den zevenden dag gezegend, en dien geheiligd heeft. En, als deze plaats met Exod. XX vergeleken worde, zal men vinden dat Mozes daar van Gods heiliging en zegening van dezen dag spreekt, niet als eene daad welke toen eerst geschiedde: maar als iets dat de Heer voormaals by de waereldschepping hadt gedaan; ten einde de mensch Gode, wegens dat heerlyk werk, lof toebrengen zoude: het welke, gelyk het in de staat der onnoozelheid voegde, ook in de eerste waereldeeuwen na den val niet min betamelyk en noodig was, dan in de dagen van Mozes en in de volgende geslachten. Het is waar dat men nergens melding vindt dat Adam, Abel, enz, dezen dag gevierd hebben; welk velen heeft doen besluiten, dat deze woorden zyn geschreven by wyze van voorverhaal: en dat dees dag in volgende eeuwen, door Mozes wet, en niet eerder, tot den godsdienst is afgezonderd. Een gevoelen waarby ik my niet voegen kan, vermits my veel redelyker toeschynt te denken, dat God zorg gedragen heeft om in de harten der menschen te bewaren, beide de gedachtenis van de scheppinge der waereld, en van de aanbidding van hem, den eenigen God, die ze geschapen hadt; het welke door geen middel beter kon geschieden, dan door het afzonderen van dezen dag tot dat gebruik…”
En bij Genesis 26:5 lezen wij: “En onderhouden heeft mijn bevel. Dat is den sabbath heeft gevierd, gelyk Manasse Ben-Israël uit de Joodsche leeraren aanteekent. Maar het schynt veel billyker dat men door ’t hebreeusch woord, hier ‘bevel’ vertaald, versta al dat gene, welk God den aartsvader geboden heeft te doen…” Verklaring van de geheele Heilige Schrift, Amsterdam, 1741, Isaak Tirion en Jacobus Loveringh.
De sabbat vanaf het begin waargenomen
Een andere oude bron geeft ons te kennen: “De instelling van de sabbat, zoals door Mozes aangegeven, met de daaraan verbonden reden van Gods rust, is inderdaad zo uitdrukkelijk, dat te twijfelen of er wel van het begin een overeenkomstige gehoorzaamheid was onder al diegenen die God waarachtig vreesden, hoewel de bijzonderheden niet zijn vastgelegd, slechts kan voortspruiten uit liefde voor tegenstrijdigheid en een rage voor hypothese. Sporen van het oorspronkelijk voorschrift van de sabbat, en de onderhouding daarvan vóór de wetgeving door Mozes, zijn door de geleerden gevonden in de universeel overheersende traditie omtrent de heiligheid van het getal zeven, en de relatie van de eerste tijdsperiode met de omloop van zeven dagen… Maar de waarheid is, dat de zevende dag vanaf het begin apart werd gesteld als een dag van rust; en die ook aan de Israëlieten stipt werd voorgeschreven in de wet, beide op grond van de oorspronkelijke instelling, Ex. 20:8-12, en tevens ook om hun bevrijding uit de Egyptische slavernij te gedenken. Deut. 5:15.” The Biblical Cyclopaedia, William Jones, Vol. II, art. Sabbath, Londen, 1816, Whittingham and Rowland.
In het bijbels woordenboek van John Brown lezen we ronduit: “Er is geen twijfel dat de oude patriarchen de sabbat vierden, hoewel wij in hun beknopte geschiedenis geen uitdrukkelijk verslag daarvan hebben, evenmin als van hun gezinsgodsdienst, maar dat is niet anders dan het geval is in de geschiedenis ten tijde van Mozes tot het einde van de regering van David, een periode van bijna 440 jaren waarvan een ieder instemt dat dit als hemels voorschrift gold.” A Dictionary of the Holy Bible, Glasgow, 1836, p. 466.
En als aantekening bij Genesis 2:3 geeft een andere bron te kennen: “gezegend – dat is, beschikt om waar te nemen als een dag om Hem te aanbidden en om Zijn zegeningen te verkrijgen, en zonder twijfel werd hij zo waargenomen door alle goede mensen, van Adam tot Mozes.” Notes to Holy Bible, D’Oyly & Mant, London, 1857.
Een meer recente bron schrijft, met verwijzing naar Genesis 2:2, 3: “We hebben hier een verslag van de oorspronkelijke instelling van de rustdag. Gelijk de instelling van het huwelijk, werd zij de mens gegeven voor het gehele geslacht. Zij die God aanbaden, lijken de sabbat vanaf het begin te hebben gehouden, en daar zijn tekenen van in de korte schets die de bijbel bevat van de eeuwen voor de wetgeving op de berg Sinaï. Noach zond een raaf uit de ark, en driemaal de duif, met een interval van 7 dagen. Gen. 8. Het verslag van het verstrekken van manna in de woestijn bewijst dat de sabbat reeds bekend was en werd gehouden. Ex. 16:22-30. De week was een gevestigde tijdsindeling in Mesopotamië en Arabië, Gen. 29:27; en sporen daarvan werden bij vele natiën uit de oudheid gevonden, zo van elkaar afgezonderd en van zulk een verschillende oorsprong dat het idee is uitgesloten dat zij dit van Sinaï en de Hebreeën hebben ontvangen. Het opnieuw geven van de sabbat op de berg Sinaï, onder de geboden van de morele wet, was ook niet alleen voor de Joden bedoeld, maar voor allen die het woord van God zouden ontvangen, en uiteindelijk voor de gehele mensheid. Christus en zijn apostelen spraken nooit van de dekaloog dan van permanente en universele verplichting. ‘De sabbat werd gemaakt voor de mens’ Het vierde gebod is net zo bindend als het derde en vijfde.” International Bible Dictionary, p. 378, Logos International, 1977, Plainfield, New Jersey.
Archeologische vondsten
De overblijfselen uit de oudheid getuigen duidelijk van een zevende-dags sabbat vanaf het begin van deze wereld. Het sabbatsgebod van de tien geboden is geen nieuwe instelling maar een bevestiging van wat al bekend was in de oude wereld. In het oude Egypte “werd rust voorgeschreven op de zevende dag door de Egyptische priesters,” Proctor, The Great Pyramid, 246. Zeer oude Assyrische, Babylonische en Akkadische kleitabletten getuigen dat de bewoners van het oude Mesopotamië op de hoogte waren van de sabbat als een dag van rust. George Smith, archeoloog, getuigt bijvoorbeeld: “In het jaar 1869 ontdekte ik onder andere, een bijzondere religieuze kalender van de Assyriërs, waarin elke maand is verdeeld in vier weken, en de zevende dag, de sabbatdagen, staan gemarkeerd als dagen waarop geen werk moet worden gedaan.” Assyrian Discoveries, p. 12; Cf., Records of the Past, vol. 7, pp. 157-170. Het vijfde Akkadisch Scheppings-tablet geeft aan dat de zevende dag als heilige dag werd benoemd en geboden werd daarop geen werk te doen. “De laatste regels van het vijfde tablet zijn zeer interessant omdat zij waarschijnlijk het oudste monumentale bewijs bevat van de instelling van de sabbat, en dat vrijwel in dezelfde bewoording als in Genesis. Hier wordt bovendien bevestigd dat de instelling van de sabbat samenviel met de Schepping. Ditzelfde feit vinden wij ook op andere kleitabletten beschreven.” Prof. J. L. Porter, The Prince: Rev., July, 1878, p. 10.
Ook zeer oude literaire Hindoe overblijfselen bevatten sporen van het heilige getal zeven, van de weekcyclus en van sabbatisme. “Elke zevende dag wordt heilig beschouwd.” Prof. Wilson, Hindoo Festivals, Journal of the Royal Asiatic Society. De alleroudste Chinese, Griekse en Boeddhistische vondsten getuigen ook van het waarnemen van de zevende dag. Het blijkt in de oudheid een algemeen gebruik te zijn geweest. “Sporen van de oorspronkelijke instelling van de sabbat en van haar waarneming vóór de wetgeving van Mozes” zijn gevonden en men moet de tijdsindeling en weekcyclus in de oudheid zien in het licht van “de traditie van een sabbatsrust sinds de grondlegging der wereld.” Richard Watson, A Biblical and Theological Dictionary, p. 886, article Sabbath.
Er is voldoende bewijsmateriaal uit de oudheid voor de zevende-dags sabbat, als een geheiligde dag van rust, voorhanden. Geleidelijk aan, echter, wijken de volkeren meer en meer af van het waarnemen van de zevende dag. “Niets in de oude geschiedenis draagt meer zekerheid, onder de eerste naties en de vroegste nederzettingen van de mensheid, dan de universele overheersing, van de Nijl tot de Ganges, van een nauwkeurige zevendaagse week en de zevende-dags Sabbath. Dit is historisch juist. Maar verdere verspreiding en latere geschiedenissen tonen een gestadige afwijking van deze aloude historische inzettingen; het sabbatisme maakt plaats voor talloze feestdagen die Plato traceert als gewijd aan de goden… Ten tijde van het tijdperk van vijf eeuwen voor Christus waren de heidense natiën zonder… de zevende-dags Sabbath.” S. H. Nesbit, The Sabbath of the Bible, p. 57, 58.
De sabbat voor alle mensen
Aangezien de sabbat bij de Schepping werd ingesteld en er duidelijke sporen zijn dat vóór de wetgeving van Mozes op de Sinaï, deze dag bij de eerste aardbewoners vanaf het begin bekend was en werd onderhouden, als een heilige dag van rust, is het niet mogelijk om te spreken van een Joodse sabbat. Dit is geen geldig excuus om de sabbat niet te houden. Het Joodse volk is immers veel later in de geschiedenis tot ontstaan gekomen. De Bijbel leert ons ook duidelijk dat God onveranderlijk is en dat Zijn geboden voor eeuwig zijn vastgesteld. Psalm 119:151, 152. Er is geen enkel bewijs dat Hij een andere dag als rustdag heeft ingesteld. Hoewel de meeste mensen niet de sabbat houden die door God als rustdag is afgezonderd, maar een andere dag van de week waarnemen, is ook dit geen excuus om de zevende-dags sabbat, die door God is gezegend en geheiligd, niet te gedenken. God belooft zegen voor hen die Hem getrouw dienen en gehoorzamen.
De sabbat is duidelijk bedoeld als een instelling van God voor alle mensen in alle tijden. Jezus getuigt duidelijk dat de sabbat gemaakt is ‘om de mens.’ Marcus 2:28. De instelling van de sabbat, als een dag van rust, bezinning en aanbidding van God, is zo oud als de schepping en zonder twijfel vanaf het begin aan het menselijk ras gegeven. Dit bewijst dus haar alomvattende karakter en toont aan dat het gebod ‘gedenk de sabbatdag,’ behoort te worden waargenomen door alle mensen. Prof. Charles Hodge schrijft: “…de sabbat werd vanaf het begin ingesteld, en was bestemd om van universele en voortdurende verplichting te zijn.” Systematic Theology, Vol. III, p. 325.
De wijze Salomo geeft te kennen dat er geen einde is aan het maken van veel boeken en dat veel doorvorsen afmatting is voor het lichaam. We mogen geleerd zijn of eenvoudig van geest; het maakt niet uit, Salomo geeft precies te kennen waar het voor ieder mens op aan komt: “Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen.” Prediker 12:12, 13. De geboden van God zijn dus zeker niet alleen voor de Joden gegeven, maar ze zijn van kracht voor alle mensen. Weliswaar wordt er wel specifiek melding gemaakt dat de sabbat aan het volk Israël werd gegeven, en dat God met hen Zijn verbond sloot, maar dit sluit echter niet uit dat Gods geboden niet voor alle mensen van toepassing zouden zijn. De sabbat werd bij de schepping ingesteld en dat God op een later tijdstip de sabbat aan Israël gaf en het verbond met hen sloot is begrijpelijk omdat de omringende heidense volkeren ontrouw waren en andere goden dienden en dus van God en Zijn inzettingen waren afgeweken en niet naar Hem luisterden. Wanneer enkelen van hen echter tot inkeer kwamen en geloof openbaarden in de God van Israël en bereid waren gehoorzaam Zijn geboden ter harte te willen nemen, dan werden ook zij, als vreemdelingen die zich bij de Here aansloten, zonder onderscheid, in het verbond opgenomen. De profeet Jesaja maakt in het bijzonder duidelijk dat de sabbat niet alleen was voor het Jodendom, maar bestemd voor alle mensen. We lezen: “Welzalig de sterveling die dit doet, en het mensenkind dat daaraan vasthoudt; die acht geeft op de sabbat, zodat hij hem niet ontheiligt… Want zo zegt de HERE van de ontmanden, die mijn sabbatten onderhouden… Ik geef hun in mijn huis en binnen mijn muren een gedenkteken en een naam beter dan zonen en dochters… En de vreemdelingen die zich bij de HERE aansloten om Hem te dienen… allen die de sabbat onderhouden, zodat zij hem niet ontheiligen… hen zal Ik brengen naar mijn heilige berg…” Jesaja 56:2-7. De profeet geeft hier dus duidelijk te verstaan dat de sabbat voor de sterveling is; voor het mensenkind; voor de ontmanden en ook voor alle vreemdelingen.
De sabbat is het gedenkteken van Gods blijvende scheppingsmacht. En in harmonie daarmee geeft de profeet Jesaja aan dat op de nieuwe aarde de sabbat ook zal worden gehouden. Al wat leeft zal samenkomen “van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de HERE.” Elke maand om te eten van de boom des levens die “twaalf maal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende” en elke sabbat om God te aanbidden. Jesaja 66:23. Opb. 22:2. Mogen wij trouw zijn in het onderhouden van Gods heilige sabbat; de zevende dag van de week, de zaterdag, de dag die door God als Schepper van hemel en aarde, werd gezegend en geheiligd voor alle mensen.